Cler./presb. Luik, I.L. 1483-1506 (1479-1513) Roermond, Den Bosch Heer Adam van Tefelen, heer Daem van Tefelen, Tephelen, werd te Helmond geboren als zoon van Udo van Tefelen en van een zekere Katherijn. Doordat de naam Udo in de familie Van Tefelen veelvuldig voorkwam is over heer Adams verwantschap aan andere leden van die familie niets met zekerheid te zeggen. Zijn vader, die vóór 1498 overleed, is vermoedelijk dezelfde als de Udemannus de Tefelen, clericus, die in 1462 heer Aert Michiels (nr.266) te Helmond assisteerde bij het maken van een transsumpt. Een Udemannus de Tefelen was in 1435 ook schepen te Helmond terwijl andere personen met de naam Udo van Tefelen in de vijftiende eeuw onder meer in Den Bosch en het kwartier Maasland woonden. Het is dan ook onzeker of de Mathijs Udensoen van Tefelen die tezelfdertijd als heer Adam in Den Bosch leefde een broer van hem was. Deze Mathijs wordt in 1490 vermeld als zoon van wijlen Udo van Tefelen en van wijlen Maria Willems van Heze die later getrouwd was met Jan Willen soen van wie ze twee zoons Willem en Jan had. In 1491 ontving Mathijs als man van Christijn Ketheleer krachtens de huwelijkse voorwaarden overeengekomen met zijn schoonvader Aelbrecht Aelbrechts Ketheleer een huis in de Kerkstraat. In 1533 bezat Christijn als zijn weduwe nog een huis in de Peperstraat terwijl de kinderen van haar dochter Lysbeth, echtgenote van meester Jan Arnts van Breugel, raadsheer van Den Bosch, in 1563 tweederde van een huis in de St.Jorisstraat verkochten dat omstreeks 1504 in bezit was geweest van Mathijs Udensoen van Tefelen. Een naamgenoot en vermoedelijke verwant van de notaris, dominus Adam de Tefelen, legum doctor, werd in september 1552 aan de Leuvense universiteit ingeschreven, en een Nicolaus de Tefelen was onder meer notaris te Antwerpen tussen 1460 en 1478 (cler. Kamerijk, A.I.). 1) In 1479 was heer Adam reeds priester en woonde hij waarschijnlijk in huis bij de Helmondse notaris Jan van Risinghen (nr.331). Op 9 februari van dat jaar ontving hij althans een boete van de aartsdiaken van Kempenland wegens incontinentie met Maria, famula domestica Johannis de Risinghen, notarii publici. Tevens ging toen het gerucht dat heer Adam zijn wettige moeder Katherijn had mishandeld. Dit ontkende hij echter door middel van een plechtige eed. Van 1485 tot 1510 wordt heer Adam vermeld als absent rector van het altaar van St.Petrus en St.Paulus te Helmond maar hij resideerde toen inmiddels te Roermond in het Gelderse Overkwartier. Ook zijn moeder woonde daar waarschijnlijk want een Katherijn van Tefelen uit Helmond wordt in 1480 vermeld als begijn "opten Witten Beghijnhoff" te Roermond. Omstreeks 1490 was heer Adam rector van het O.L.V.-altaar in die plaats. Als zodanig sloot hij op 31 januari 1490 een overeenkomst met de Roermondse O.L.V.-broederschap aangaande de overbrenging van zijn altaar naar het nieuwe O.L.V.-koor. Op 19 april 1492 was hij in de achterkamer van een apotheek gelegen bij de H.Geestkerk te Roermond nog als getuige aanwezig bij de aanstelling van enkele gevolmachtigden door meester Jan Monnynck van Den Bosch, clericus en kanunnik van Hilvarenbeek. 2)
Heer Adam trad in deze periode ook enkele malen op als notaris. Zo gaf de aartsdiaken van Kempenland hem op 2 februari 1482 samen met zijn Helmondse collega heer Gerit Sweerts (nr.188) de opdracht om alle personen die de procureur van abdis en convent van de O.L.V.-abdij te Roermond zou aanwijzen te dagvaarden en hun verklaringen op schrift te stellen. De verklaringen moesten vervolgens overhandigd worden aan degenen die als arbiter waren aangesteld in een geschil tussen de abdij en de inwoners van Maarheeze. Dit geschil was ontstaan nadat de laatsten turf hadden gegraven op een stuk heide gelegen tussen Maarheeze en de hof van Hugten, die eigendom was van de abij. Het betrof een langlopend conflict. Zoals blijkt uit een door heer Adam gecollationeerd afschrift was in een dergelijke zaak tussen de inwoners van Maarheeze en de eigenaars van de hof te Hugten reeds een minnelijke schikking getroffen in 1305. Ook in 1482 kwam aan dit geschil geen einde want op 7 april 1483 maakten Adam Tefelen de Helmont, clericus van het bisdom Luik, en zijn collega Aert Michiels van Helmond (nr.266) in de O.L.V.-abdij te Roermond een notariële akte op waarbij wederom arbiters werden aangesteld door de abdij en door vertegenwoordigers van de inwoners van Maarheeze. Deze laatsten zouden op het Hoenderven bij Hugten opnieuw turf hebben gegraven. Heer Jacop van Hoerne, de voormalige graaf van Horn en heer van Cranendonk die nu geprofest was in het Minderbroedersklooster te Weert, werd tot superarbiter of oeverman benoemd. De uitspraak moest vijftien dagen later bij het Hoenderven plaats vinden. 3)
Toen de arbiters van beide partijen elkaar op de afgesproken tijd en plaats troffen wilden de arbiters van het klooster echter geen uitspraak doen. De Roermondse notaris en priester Johannes Tonsoris, die een afschrift van de bovenstaande akte maakte, vermeldt daarover: "Hyr nae opten selven dach (22 april) umtrynt veir uren nae middach synt compariert dy deken van Oerschot ind Adolff van Dommelen, arbiters dier van Maerheeze myt hoeren luyden, in presentien beyden oevermants ende arbiters van des cloisters wegen, ind hebben begert to sien ind to hoeren des cloisters bescheyt. Du sprayck die werdige her Jacop van Huerne, oeverman, dat hy eyn onvermoigende alt kranck man were, ind synen twe mitbruders neyt gelegen en were buyten hoenen closter te blyven, sacken halve hoens heyligen ordens. Alart van Ghoyr ende Johan van Horyck, arbiters dess closters, beclachden dat sy eyn nacht op Hoechten geweist hedden, welck guet eyn halve myle weycht in der heyden ind gewiltenys van allen huyssen gelegen is, ende opder kanten vanden Lande van Loen, ind sy weren wyt in fremden landen ende so bevreest weren vur dy Luyckenneyrs ind Loenners ende ander ruthers ind knechtz, ende dair um hoen neyt gelegen dese nacht tuykomende op Hoechten te blyven om vreessen hoers lyffs ende peerden wylle." Er werd derhalve besloten dat de uitspraak op 15 mei in het Minderbroedersklooster te Weert gedaan zou worden hoewel de vertegenwoordigers van Maarheeze zich op hun beurt liever niet buiten Brabant waagden. De uitspraak vond ditmaal wel op de afgesproken dag plaats en werd opgetekend door Aert Michiels (nr.266) en de Weertse notaris Dirck Houtappels. Heer Adam van Tefelen nam later in opdracht van de aartsdiaken van Kempenland en op verzoek van het Roermondse O.L.V.-klooster ook nog eens een aantal getuigenverklaringen af naar aanleiding van een geschil over de eigendom van heideland geheten de "Leuwenbuecken" en gelegen te "Zaeffelen". 4)
Tussen 1492 en 1498 moet heer Adam naar Den Bosch zijn verhuisd want in dit laatste jaar worden heer Adam van Tefelen en Matheeus Kuyst daar vermeld als "mynlike arbiters ende paysmekers" in een geschil tussen Gerit Willems van Wijck enerzijds en diens gescheiden vrouw Henricxken en haar moeder Mechtelt, weduwe van Willem vanden Velde, anderzijds. De arbitrale uitspraak vond op 1 februari 1498 ten overstaan van schepenen van Den Bosch plaats en op 20 november 1499 legden beide scheidsrechters voor dezelfden nog eens een verklaring af in deze zaak. Op 18 mei 1498 wordt heer Adam ook vermeld als rector van het St.Barbara-altaar in de St.Jan. Hij zal dit beneficie behouden hebben tot 1513 want volgens het obituarium van de St.Jan was hij bij zijn dood nog steeds beneficiant van die kerk. Verder komt heer Adam van 1499 tot 1506 voor als één van de twee kapelaans van het Groot Gasthuis. Hij was ook gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap die op 11 september 1503 bij hem thuis vergaderde. Vanaf 1504 trad hij af en toe op als assistent van de broederschapsdeken om deze in 1506/07 en 1507/08 zelfs het gehele jaar te vervangen. Vervolgens werd hij door de gezworen leden in 1508 aangesteld als permanente vice-deken. In deze hoedanigheid nam hij tot zijn dood in 1513 de taken waar van de eigenlijke deken die vermoedelijk niet in Den Bosch resideerde. In de obitus fratrum heet de deken dan ook quidam dominus Robertus cuius cognomen non scribitur. Voor zijn werkzaamheden ontving heer Adam jaarlijks een salaris van 6 Rijnsgulden en nog eens 2 Rijnsgulden voor het laken van zijn mantel. Voor iedere afzonderlijke door hem gezongen mis kreeg hij tevens 1½ Rijnsgulden, soms aangevuld met ½ gulden bij wijze van fooi of presentiegeld, en voor de mis die hij na de jaarlijkse Mariaprocessie zong betaalde de broederschap hem 3 Rijnsgulden. 5)
Ook in Den Bosch stelde heer Adam enkele notariële akten op die hij nu ondertekende als Adam de Tefelen, priester van het bisdom Luik. Zo beoorkondde hij op 2 december 1499 de stichting van een tweetal wekelijkse missen door Wouter Dirc Dircs vanden Pass en diens vrouw Mariken. Eén mis moest iedere zondag gelezen worden in de Leprozenkapel op de Eikendonk en de andere iedere vrijdag in de kapel van het Groot Gasthuis, "des morgens eermen den siecken het mergensuypen geven sal ende eer zy eten ofte ontnuchteren sullen". De inkomsten voor deze laatste mis dienden volgens de stichters te worden beheerd door de meester van het Gasthuis die ook de rector ervan zou aanstellen. Heer Adam gaf de stichting echter een voor hem gunstiger wending en schreef in de stichtingsakte dat de inkomsten aan de kapelaans van het Gasthuis zouden toekomen en dat zij de mis zelf mochten lezen of daarvoor een plaatsvervanger mochten aanstellen. Toen Wouter vanden Pass deze bepaling enkele jaren na heer Adams dood bemerkte was hij dan ook genoodzaakt diens akte ten overstaan van Dirck die Wolff (nr.420) te rectificeren. Dirck die Wolff maakte daarvan op 5 augustus 1519 een akte op waarin hij duidelijk laat blijken dat heer Adam de wijziging waarschijnlijk met opzet had aangebracht. Zo schrijft hij: "Dat die recteurs vander cappellen (daer de selve heer Adam een aff was) vander voirs. missen collatuers off rectuers zouden wesen en is nyet geweest den wil ofte begheerte des voirscr. Wouters, expositoers. Want hy nyet geweten en heeft dat her Adam voirs. dat in’t selve instrumente heeft gescreven." Twee van de getuigen die destijds bij de stichting aanwezig waren beaamden dit en verklaarden bovendien dat Jan van Hedel, de Gasthuismeester, niet bij de stichting aanwezig was, "hoe wel heer Adam van Tephelen voirs. int instrument dair af by hem gemaickt gescreven mach hebben Jannen van Hedel dair tegenwoirdich geweest te zijne". Inderdaad had heer Adam in zijn akte uitdrukkelijk vermeld dat de stichters het geld voor de financiëring van de mis persoonlijk overhandigden aan Gasthuismeester Johannes de Heel, presens et consentiens. 6)
Deze gang van zaken roept ook vraagtekens op bij heer Adams volgende akte. Op 8 december 1504 maakte Peter van Kessel, een poorter van Den Bosch die ziek in het Groot Gasthuis was opgenomen, zijn testament ten overstaan van heer Adam. Deze beschrijft in een ongebruikelijke passage hoe de testateur hevig snikkend en zuchtend vertelde dat hij door zijn erfgenamen en vrienden op wrede wijze in de steek was gelaten en daarom nu al zijn goederen vermaakte aan het Groot Gasthuis dat hem liefdevol had opgenomen en van alle noodzakelijkheden had voorzien. De enige beschikking voor zijn zielerust bestond hieruit dat de meester van het Gasthuis na de dood van de testateur een bedevaart zou moeten organiseren naar Santiago de Compostella. Op 21 februari 1506 noteerde heer Adam op de rugzijde van het testament dat Jan van Berkel, de meester van het Gasthuis, een zekere Peter Wouterss uit Gestel had ingehuurd om de bedevaart te ondernemen en dat deze beloofd had daarvan getuigbrieven uit Compostella mee terug te zullen nemen. Heer Adam overleed in Den Bosch op 16 september 1513. 7)
|
Noten | |
1. | GAH, RA 1259, fo.103r (15 jan.1490), RA 1260, fo.336r (12 aug.1491), RA 1266, fo.151v (18 mei 1498); Bijlage II 266.1, 316.21, vgl. 101.5, 370.11; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, I 373, II 50, 131, 383, 385, 446, 449; Schillings, Matricule, IV 461 nr.3; Reusens, "Promotions", 1 (1864) 408 nr.1; Oosterbosch, "Het openbare notariaat in Antwerpen", II 247-248 nr.203; OLVB I, akte door Nicolaus de Tefelen opgemaakt te Antwerpen op 26 nov.1476; Vgl.: Van Rooij, Het oud-archief, I 278 nr.3436; Bijsterveld, Laverend, II 588 nr.1691 (frater Jan Mathijss van Tefelen, rector van Engelen (1522-1531) en van Vlijmen (tot 1558); Frenken, "Altaren", 257 (heer Adam van Tefelen, gremist te Helmond 1596-1599); Zie voor diverse Udo’s van Tefelen o.a.: GAH, RA 1207, fo.105v, fo.111v (1437), RA 1208, fo.61r (1437/38), RA 1210, fo. 376v (1439/40), RA 1211, fo.252v, fo.307v (1440/41), RA 1212, fo.144v, fo.157r, fo.189r (1442), RA 1214, fo.203v (1442/43), RA 1216, fo.74r (1445/46), RA 1217, fo.314r (1447), RA 1218, fo.272r, fo.352r (1447/48), RA 1220, fo.282r (1449/50: wijlen heer Udo van Tephelen), RA 1221, fo.7v (1450/51), RA 1227, fo.375v (1456/57), RA 1231, fo.68v (1461), RA 1232, fo.166v (1462), fo.462r (1462/63), RA 1253, fo.212v (1484); Keussen, Die Matrikel, I 214 nr.4 (dominus Udo de Tefelen, rector ecclesie de Hamme, Leod. dioc., imm. theologie 1420); Frenken, Genealogieën, 48; GAH, THG 2307 (12 mrt.1455). |
2. | Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 196, II 76, 301; Frenken, "Altaren", 241; Frenken, "Aanvullingen", 122; Van Bree, Inventaris ... Roermond, 266 nr.848, 267 nrs.850 en 851; RALI, Thorn, Cartularium van Elsa van Buren, p.13 (concept van een onbekende notaris d.d. 19 april 1492; op dezelfde datum was heer Adam getuige bij een substitie in de "Veltstraet"). |
3. | RANB, Coll.VDM 1 (3 aug.1305); Cunen, "Heugten", 273; RANB, Huchten 6 (2 febr.1482); Bijlage II 266.2. |
4. | RANB, Coll.VDM 12; Bijlage II 266.3; RALI, MAR 42. |
6. | GAH, RA 1266, fo.151v (18 mei 1498), RA 1268, fo.217v (20 nov.1499, met verwijzing naar de akte van 1 febr.1498: "mits welker gescillen die selve Gerit ende Henricxken van malcander gesceiden waren"); APB, St.Jan II, Obituarium, p.272; OLVB 52, band 6, fo.178v (11 sept.1503), fo.260r (1504/05), fo.414v (1506/07), band 7, fo.40v, fo.50r (1507/08), fo.103v, fo.113v, fo.114v (1508/09) t/m fo.337v (1512/13); OLVB 49, fo.6v, fo.34r. |
7. | Bijlage II 386.1, 386.2, 420.7. |
8. | Bijlage II 386.3, 386.4; APB, St.Jan II, Obituarium, p.272; OLVB 49, fo.6v, fo.34r. |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHr. Adamvan Teffelen vice deken vant Broederschap obiit 1513 | 75v |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 743-744